1. Bouw je (wandel)conditie rustig op.
  2. Spreid de trainingen over de week. Neem na iedere trainingsdag een rustdag.
  3. Haal een gemiste training niet in, maar blijf je schema volgen.
  4. Het schema is slechts een leidraad. Ben je ziek of voel je je niet goed, sla dan gerust een training over. 
  5. Doe voor iedere training een warming-up en een cooling-down. Hiermee voorkom je blessures. Lees hier hoe je een goede warming-up doet.
  6. Let niet op snelheid of afstand. Je begint net met wandelen en je eerste doel is om een uur onafgebroken te wandelen, niet om binnen het uur een bepaalde afstand af te leggen.
  7. In een groep of samen met iemand wandelen is leuk, maar let er wel op dat je je eigen tempo blijft aanhouden en niet boven je kunnen loopt. 
  8. Wandel met goede schoenen en pas je kleding aan de weersomstandigheden aan. Lees hier meer over materiaal.
  9. Neem een horloge mee zodat je de opgegeven tijden in het schema kunt volgen en weet wanneer je rustig en wanneer je in het duurtempo moet gaan wandelen.
  10. Wandel niet direct na de maaltijd. Hierdoor kun je last krijgen van je maag. Laat altijd wat tijd tussen de maaltijd en je training (ca. 1 uur).
  11. Blijf goed naar je lichaam luisteren. Heb je lichamelijke klachten tijdens of na het wandelen, ga dan naar de huisarts of sportarts.
  12. Als laatste maar niet onbelangrijkste tip: geniet van het wandelen. Kijk en luister naar de omgeving waarin je aan het wandelen bent.